dhr.dr.mr.H.Philipse filosofie prof
Heidegger's Philosophy of Being pdf.
gratis boeken downloaden, aanmelden met uw email,
een wachtwoord krijgt u opgestuurd .https://bookzz.org/
Video lezingen
https://www.sg.uu.nl/sprekers/prof-dr-mr-herman-philipse
intervi ew
‘De staat moet er voor
iedereen zijn’
Interview met filosoof Herman Philipse,
universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Utrecht
door: willemijn dicke
Als wetenschapper heeft hij de VIP-status. Herman Philipse heeft
met zijn benoeming tot universiteitshoogleraar, een positie die
alleen is bestemd voor ‘excellente onderzoekers’, volledige academische
vrijheid gekregen om onderzoek en onderwijs naar zijn
keuze in te richten. Maar er is meer dan de academische verworvenheden.
Hij is actief in het maatschappelijke debat met zijn
columns in het programma Buitenhof, met zijn boeken als het
‘Atheïstisch Manifest’ en met zijn essays in kranten en tijdschriften.
Vaak zijn het polemieken over religie, vaker apologieën van
het atheïsme. Wat betekent zijn visie op het atheïsme voor de
taken en idealen van de overheid? ‘De staat kan geen onderwijs in
illusies zoals religie financieren.’
In het maatschappelijke debat met gelovigen zoekt Herman Philipse de confrontatie.
In zijn boek
Atheïstisch manifest en De onredelijkheid van religie – dat in 2007
zijn achtste druk beleefde – is één van zijn aanbevelingen: ‘Openbaringsgodsdiensten
zouden de aanspraak op de waarheid van hun religie radicaal moeten
opgeven en de verhalen over het bovennatuurlijke die hun traditie bepalen,
moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die stammen uit een vroegere cultuurfase
van de mensheid en die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van
menselijke verlangens en tekortkomingen.’ Over de nieuwe gelovigen, de postmoderne
gelovigen die de bijbel niet letterlijk nemen en God al helemaal niet,
is hij geenszins milder in het
Atheïstisch manifest: ‘Hedendaags geloof kan niet
meer zijn dan de nieuwe kleren van de keizer: het geloof lijkt er te zijn, maar
een kind ziet dat het geen inhoud heeft.’ En over atheïsten schreef hij tien jaar
geleden een artikel in
Filosofie Magazine met de kop: ‘De atheïst is niet arrogant.
Hij denkt alleen beter na.’
, die alle verzoenende gebaren van gelovigen
fileert en neersabelt met secuur gekozen en weinig vleiende metaforen, opent
dit gesprek als een wetenschapper. ‘Ik hecht aan het onderscheid tussen enerzijds
mijn persoonlijke wereldbeschouwing, die atheïstisch is, en anderzijds de
houding die de overheid moet innemen tegen wereldbeschouwingen in het
algemeen. Het laatste is interessanter voor bestuurskundigen, lijkt me.’ Dit is
niet de enige categorisering die hij in dit gesprek zal aanbrengen. Hij spreekt in
volzinnen, afgewogen en precies, zijn woorden bedachtzaam wegend, soms
koketterend met archaïsmen, altijd zonder te haperen.
Herman Philipse (1951) studeerde rechten en wijsbegeerte (cum laude) in Leiden,
Oxford, Parijs en Keulen. Hij was lange tijd verbonden aan de faculteit
Wijsbegeerte in Leiden waar hij ook promoveerde. Als hoogleraar in Leiden had
hij de specialisatie kennistheorie. Zijn Heidegger studie is internationaal vermaard
.
Sinds 2003 is hij als universiteitshoogleraar verbonden aan de Universiteit
Utrecht. In het maatschappelijke debat staat hij al langer bekend om zijn
atheïsme, maar recentelijk is godsdienstfilosofie ook de focus geworden van zijn
wetenschappelijke arbeid. Op Goede Vrijdag voeren we een gesprek over de
betekenis van de atheïstische wereldbeschouwing voor de idealen en de taken
van de overheid.
‘Nederland heeft een merkwaardig soort scheiding van kerk en staat’
‘Staatsfilosofisch neemt Nederland op dit punt een interessante positie in binnen
Europa. In Griekenland bijvoorbeeld is er een staatskerk. In dit land is weinig
ruimte voor andere godsdiensten. In Engeland is er weliswaar een staatskerk,
maar Engeland laat juist veel ruimte voor andere religies. Frankrijk kent
een strikte scheiding van kerk en staat, de meest strikte van ons allemaal in
Europa. Daar beoogt de staat haar burgers in gewetensvrijheid op te voeden: de
doctrine van de
laïcité. De ethische waarde van deze doctrine wordt in Nederland
sterk onderschat.’
Onder deze Europese landen heeft Nederland een ‘opmerkelijk zigzaggende
scheidslijn’ tussen kerk en staat ontwikkeld. Vroeg in de negentiende eeuw, in
1815, was er al een scheiding van kerk en staat. De reden was dat katholiek België
bij protestants Nederland werd gevoegd. Er was bijvoorbeeld een door de
staat gefinancierd onderwijsstelsel met één openbare school voor alle kinderen.
‘Die strikte scheiding was eerder dan in de meeste andere westerse landen en
het interessante is nu dat er aanvankelijk een sterke scheiding was, die later
weer werd afgezwakt.’
In de loop van de negentiende en twintigste eeuw, toen de democratisering van
Nederland gestalte kreeg, verwaterde de strikte scheiding tussen kerk en staat.
In het zuiden hadden de katholieken geleidelijk steeds meer moeite met het
liberale karakter van de openbare school, terwijl ook rechtzinnige protestanten
vaak streefden naar overheidsfinanciering van scholen op godsdienstige basis.
De schoolstrijd ontspon zich, die ten dele een emancipatiebeweging was van de
minder bedeelden. De Grondwet van 1848 legde vast dat het geven van onderwijs
vrij is. Aanvankelijk werd niet elke school in gelijke mate uit de schatkist
betaald. In 1917 werd de schoolstrijd beslist: ouders zijn vrij om scholen naar
eigen inzicht op te richten en deze scholen worden in financiële zin gelijkgesteld
met openbare scholen. ‘De Grondwet stelt deze gelijke bekostiging uitsluitend
verplicht voor basisscholen (art. 23, lid 7). In de praktijk past de wet -
gever de financiële gelijkstelling op alle niveaus van onderwijs toe, tot en met
de universiteiten.’
‘Een democratische staat is er voor iedereen’
‘Een democratische staat moet wereldbeschouwelijk neutraal zijn. Hiermee
bedoel ik dat ze geen enkele godsdienst bevoordeelt boven een andere. Dit geldt
alleen voor zover godsdiensten binnen het kader van de wet blijven, en bijvoorbeeld
niet het afschaffen van de democratie of het doden van afvalligen als doelstelling
hebben. De staat moet dus ook niet atheïstisch zijn, zoals de communistische
landen waren. De staat mag godsdiensten evenmin door wettelijke
bepalingen (zoals bijvoorbeeld strafbaarstelling van godslastering) voortrekken
boven niet-godsdienstige wereldbeschouwingen. Met andere woorden: een
democratische staat is er voor iedereen. Een geheel andere vraag is natuurlijk in
hoeverre een democratische staat financieel moet bijdragen aan wereldbeschouwingen.’
‘Illusies als religie moeten de mensen zelf betalen, niet de overheid’
Het is een gemiste kans van de paarse kabinetten (Kok I en II, 1994-2002) dat
artikel 23 van de Grondwet en dan met name lid 7 over de gelijke bekostiging
niet is gewijzigd, vindt Philipse om verschillende redenen. ‘De overheid moet
betrouwbaar zijn. De staat kan geen onderwijs in illusies zoals religie finan -
cieren. Godsdiensten houden er opvattingen over de werkelijkheid op na waar
geen enkel goed argument voor aangevoerd kan worden. De overheid moet
onderwijs in dat soort opvattingen daarom niet bekostigen. Overheidsfinan -
ciering moet alleen onderwijs in echte kennis en vaardigheden betreffen. Daaronder
valt wel kennis
van de wereldgodsdiensten, maar niet het verbreiden van
religieuze opvattingen zelf.’
Philipse is niet per se tegen religieus onderwijs, maar dan moet het een privé
initiatief zijn, betaald door de ouders. Bovendien leidt de huidige financiering
van onderwijs op godsdienstige basis tot versplintering van middelen en daardoor
tot verlaging van kwaliteit. Een ander, zij het ondergeschikt argument,
tegen de staatsfinanciering van bijzondere scholen is de opkomst van moslimscholen.
Vaak zijn deze scholen georganiseerd naar land van herkomst van de
ouders. ‘Met deze islamitische scholen wordt de integratie niet bevorderd en de
kinderen worden gedupeerd.’ Tenslotte is er nog een democratisch argument
om artikel 23.7 te wijzigen: ‘Gezien de steeds verder voortschrijdende ontkerkelijking
in Nederland, die telkens weer blijkt uit sociologisch onderzoek, kalft de
democratische basis voor ons systeem van overheidsgefinancierd onderwijs op
godsdienstige grondslag alsmaar verder af. Degenen die er nog het meeste
belang bij hebben zijn de bonzen van de godsdienstige onderwijsorganisaties,
die in Nederland te veel macht hebben.’
‘Religieuze dwang op kinderen is immoreel.
Kinderen hebben ook godsdienstvrijheid’
Volgens Philipse moet de rechtsstaat haar burgers opvoeden tot vrije burgers die
zelf de geestelijke ruimte hebben om al dan niet te kiezen voor een wereldbeschouwing.
Frankrijk is een land dat dit ideaal omarmt. Een belangrijke taak
van de staat die gewetensvrijheid propageert, is om groepsdwang te minimaliseren.
De Commissie Stasi is hiervan een voorbeeld. Deze commissie overhandigde
in 2003 onder leiding van Bernard Stasi een rapport aan de Franse president
Chirac. De hoofdvraag was: hoe moet de Franse staat omgaan met de multiculturele
samenleving? De commissie Stasi droeg argumenten aan voor de
neutrale staat. In Nederland kwam vooral het verbod op het dragen van hoofddoeken
op scholen in het nieuws.
Philipse is enthousiast over de commissie Stasi: ‘In Frankrijk werkt dit verbod
op het dragen van hoofddoeken, keppeltjes of andere religieuze uitingen op
scholen uitstekend. Religieuze dwang op kinderen is immoreel. Nederland trekt
zich er niets van aan, maar we hebben wel het Verdrag inzake de Rechten van
het Kind van de Verenigde Naties ondertekend. Kinderen hebben ook godsdienstvrijheid.’
‘Het Franse ideaal van neutraliteit is hoogstaander dan het Nederlandse’
‘Natuurlijk botst zo’n hoofddoekverbod in sommige gevallen met de overtuiging
van de ouders. Maar dit is nu een kwestie van opvoeden. De staat heeft als
taak om de kinderen op te voeden zonder groepsdwang. Dit is dus een hoogstaander
ideaal dan het Nederlandse, waar kinderen worden onderworpen aan de
religieuze ideeën van de ouders. In Frankrijk worden de kinderen beschermd.’
Functioneert de multiculturele samenleving in Frankrijk zoveel beter dan in Nederland? De
uitbarstingen in de banlieus laten zien dat de multiculturele samenleving in Frankrijk nog niet
louter uit verlichte burgers bestaat die de geschapen gewetensvrijheid weten te waarderen.
‘De Commissie Stasi wilde in eerste instantie het verbod op hoofddoek en keppeltje
niet opnemen in het advies, maar op verzoek van moslim meisjes is het
uiteindelijk wel opgenomen. Deze meisjes zijn blij om een uitweg te hebben
voor de groepsdwang van hun families.’ Volgens Philipse staan de rellen in de
voorsteden los van de adviezen van de Commissie Stasi. ‘Immigranten zijn daar
in de voorsteden gedumpt, zonder kans op werk. Dat is een heel ander verhaal.’
‘Discussie over dubbele nationaliteit had zonder
demagogie gevoerd moeten worden’
Die neutraliteit van de staat betreft niet alleen de scholen. De rechterlijke macht
bijvoorbeeld, moet diezelfde neutraliteit uitstralen. ‘De rechterlijke macht
draagt speciale kleding en dat is niet voor niets. Je wilt niet dat een katholiek of
een kraker of een moslim of een atheïst jou veroordeelt. Je wilt dat een rechter je
veroordeelt. In deze staatsambten is kledingkeuze belangrijk. Ik vind dat je daar
dus ook geen hoofddoek of keppeltje mag dragen. Maar in andere beroepen is
dat geen probleem, zoals in de functie van advocaat.’
In al deze kwesties gaat het om het vermijden van de geringste schijn van partijdigheid
of vooroordeel bij staatsfunctionarissen. Dat beginsel geldt ook bij de
recente discussie over de dubbele nationaliteit van bewindslieden. ‘Ik vind wel
dat die discussie gevoerd moet worden, maar dan zonder demagogie. De vraag
waar het in feite om gaat is of een kandidaat-minister of -staatssecretaris
bepaalde functies of institutionele bindingen heeft die wellicht op gespannen
voet kunnen komen te staan met het goed uitoefenen van zijn of haar taken.
Een minister die bijvoorbeeld een eigen bedrijf heeft, moet de leiding van dat
bedrijf aan anderen overdragen en de financiële betrokkenheid op afstand plaatsen.
Een analoge vraag is of staatsburgerschap van een land als Turkije in strijd
kan komen met het behartigen van het Nederlandse belang door een staatssecretaris.
En stel dat een kandidaat-minister van mening is dat het kalifaat gevestigd
moet worden in West-Europa, is dat ook een reden om kritisch te kijken
naar de geschiktheid van die persoon voor het ambt.
‘Zorgvuldig zijn met immigratiepolitiek’
Philipse betoogt in zijn
Atheïstisch manifest dat immigratie kan leiden tot ondermijning
van de ‘morele eensgezindheid’ van een samenleving. Die eensgezindheid
is nodig voor het goed functioneren van iedere samenleving, in het bijzonder
van de democratische rechtsstaat: ‘De democratische rechtsstaat is alleen
mogelijk als grote bevolkingsgroepen erachter staan.’ En dat kan een probleem
worden met de immigratie in Nederland, betoogt hij: ‘Religieus fundamentalisme
is onverenigbaar met de beginselen van een liberale democratie, want
iemand die zijn eigen godsdienst voor de enig ware houdt, zal vrijheid van
godsdienst beschouwen als een uitvinding van de duivel. Grote stromen van
immigranten leveren eveneens een gevaar op voor de democratie. Ze leiden tot
reacties van uitsluiting bij delen van de oorspronkelijke bevolking, die niet zelden
een antidemocratisch karakter hebben. Bovendien zijn de culturen waaruit
de immigranten afkomstig zijn vaak op allerlei punten moeilijk te verenigen
met de westerse beschaving’ (p. 49).
Betekent deze passage dat de morele eensgezindheid wordt bedreigd in Nederland?
‘Ach nee, over de meeste ethische kwesties bestaat een relatief grote eensgezindheid
tussen de islam, het christendom en seculiere levensbeschouwingen.
Verschillen betreffen vooral de seksuele moraal. In de ene cultuur wordt het in
beginsel toegestaan dat een man meerdere vrouwen trouwt, in de andere niet.
Belangrijker is: in meerderheid zijn de moslims in Nederland voor een rechtsstaat,
zo neem ik aan.’
‘In wezen gaat het om een opvoedingsprobleem’
‘Het zijn vooral jongeren van de tweede generatie die soms moeite hebben met
de Nederlandse rechtsorde. Dit zijn vooral Marokkanen of Antillianen, en
vooral jongens. Om hoeveel mensen het dan gaat, is een empirische kwestie. In
wezen gaat het om een opvoedingsprobleem, dat natuurlijk hardnekkig kan
zijn. Als er terroristen zijn in Nederland, zijn het ontspoorde, miskende jongetjes
van de tweede generatie.’
Is immigratie in Nederland een probleem voor de Nederlandse samenleving?
Philipse ‘We hebben 55.000 gastarbeiders in Nederland binnengehaald. Deze
groep heeft nu geleid tot een aanhang van een miljoen. Achteraf bezien is het
niet verstandig dat we dit zo hebben gedaan, want een groot deel van deze
immigranten kwam niet naar Nederland omdat ze geschikt waren voor arbeid
waar wij behoefte aan hebben. Bovendien kozen niet allen voor de Nederlandse
cultuur. De maatschappelijke kosten van deze immigratiepolitiek (als die er al
bewust was) zijn dan ook hoger dan de baten.’
‘In het publieke domein worden dingen niet meer gezegd’
Philipse is de eerste om het ‘probleem’ van de verdrukking van de atheïsten te
relativeren temidden van de andere problemen voor de Nederlandse overheid,
zoals het milieuprobleem. ‘Atheïsme wordt geen strobreed in de weg gelegd.’
Waarom is hij dan toch zo’n belijdend atheïst? ‘In deze tijd bestaat een reëel
risico van zelfcensuur.’ Hij noemt als voorbeeld Paul Cliteur, de Nederlandse
rechtsgeleerde en filosoof die in 2004 stelde dat hij zich beperkt voelde in het
uiten van zijn mening over de islam nadat hij door anderen als racist was
bestempeld. Hij noemt ook toneelstukken die uiteindelijk niet zijn opgevoerd,
alle stukken waarin gelovigen worden beledigd. ‘Kennelijk hebben gelovigen
lange tenen.’ Deze zelfcensuur is nu nieuw. ‘In het publieke domein worden
dingen niet meer gezegd. Na de moord op Theo van Gogh had regering moeten
optreden en de vrijheid van meningsuiting actief moeten propageren. In plaats
daarvan probeerde minister Donner het verouderde strafwetsartikel over godslastering
weer van stal te halen.’
‘Uiteindelijk is het me te doen om de waarheid’
Als de relatie tussen staat en religie maar een klein probleem is temidden van
grote wereldproblemen, waarom besteedt Philipse er dan zoveel energie aan?
‘Oorspronkelijk kwam mijn pennetje in beweging doordat Hirsch Ballin, toen
minister van Justitie, in 1994 betoogde dat het maatschappelijke middenveld,
lees de kerken, nodig waren voor handhaving van het strafrecht. Dat vond ik
een bewijs van onvermogen voor een minister van Justitie. Maar goed, dat was
de aanleiding. Breder gezien is er ook een noodzaak om het atheïstische geluid
te laten horen. Zo neemt wereldwijd de seculiere bevolking relatief in omvang
af. Gelovigen krijgen meer kinderen. Dat is niet prettig. De vraag die ik stel is:
wat betekent deze demografische ontwikkeling op termijn voor de democratische
rechtsstaat?’
‘En je ziet de noodzaak van een atheïstische stem ook in de Verenigde Staten.
De Bush-regering benoemt in belangrijke overheidsfuncties mensen omdat ze
afkomstig zijn uit religieuze pressiegroepen en niet primair op grond van hun
deskundigheid. Dat is een ramp. De invasie in Irak bijvoorbeeld is sterk beïnvloed
en gemotiveerd door deze clubs. De invloed van religieuze fanatici op
de Bush-regering is ook zichtbaar in de terugtrekking uit programma’s voor
geboortebeperking. Het religieuze geluid is altijd beter te horen omdat er geen
atheïst is die wordt betaald voor verkondiging van zijn geluid, anders dan de
priesters en de bisschoppen, dominees en de paus.’
Zijn nieuwe academische werk gaat over godsdienstfilosofie. Het is een ‘technisch’
boek. Hij laat me een boek van een collega zien, vol formules en wiskundige
tekens, dat de waarheid dan wel onwaarheid van het ontologisch gods -
bewijs moet aantonen. ‘Atheïsten hebben twee redenen om het publieke debat
te zoeken. Veel atheïsten betogen dat het geloof schadelijk is. Gelovigen brengen
dan weer in dat hun geloof wel degelijk nuttig is of kan zijn. Maar dat is
niet mijn positie. Mij is het uiteindelijk te doen om de waarheid van religieuze
overtuigingen.’
Belangrijke publicaties van Herman Philipse:
•
Atheïstisch manifest en De onredelijkeheid van religie, Amsterdam, Bert Bakker, 2007
(achtste druk met een voorwoord van Ayaan Hirsi Ali).
•
Heidegger’s philosophy of being. A critical interpretation, Princeton University Press,
1998.